
Alles stroomt in het werk van Hessel Kikstra
Zo stoer als het materiaal is waarmee hij werkt – brons, ijzer – zo beweeglijk is zijn beeldtaal. De Brabantse Fries Hessel Kikstra maakt objecten en wandpanelen die sober, zelfs minimalistisch ogen en die opvallen door hun doorwrochte composities. Waarin opvallend vaak een golvende beweging dominant aanwezig is. De door hem zo geliefde natuur is voelbaar present is het werk. Altijd al geweest.
Hij is een Brabander, geboren in Veghel tenslotte (in 1951), maar vraag hem waar hij zich het meest thuis voelt, dan rolt er al snel ‘Friesland’ over zijn lippen. En pratend over zijn favoriete Nederlandse landschap, heeft hij het over de uitgestrektheid van de Friese natuur. Neemt niet weg: soms pakt hij de auto en rijdt – voor de lol of ter inspiratie – naar Gorinchem of Woudrichem. En mag daar dan, aan een oever, graag een uurtje of wat mijmeren. De stroming en het glinsteren van de zon op het water op zich in laten werken: Je ziet een hoop dingen, maar je denkt aan niets.
De ouders van zijn vader waren Friezen. Maar zijn vader kreeg op een goed moment een functie in Brabant en aldus werden de Friese meren en de Waddenzee ingeruild voor de Brabantse zandgrond. Waar de jonge Hessel opgroeide met kleurpotloodjes in zijn hand. Want vader mocht dan jurist zijn, de man was creatief en ging in zijn vrije tijd graag aan de slag met ijzer - smeden deed hij met veel plezier. In het atelier van Kikstra hangt nog fraaie siersmeedwerk,door pa gemaakt. Naast de kapstok hangen ook foto’s van zijn vader, moeder en zus, heel speciaal – het pakje waarin zijn moeder trouwde in de oorlogsjaren.
Waarschijnlijk dankzij die potloden, verf en veel papier, en uiteraard een flinke dosis talent, belandt de 16-jarige Kikstra op een beeldhouw cursus onder leiding van Dries Kreijkamp in Ossendrecht. Een van de docenten daar had de academie in Antwerpen gedaan en dus gaat Kikstra vervolgens naar het Hoger Instituut voor Schone Kunsten om onder leiding van Mark Macken en Hendriks te studeren. Drie jaar studeert hij er, met de bus pendelend van de Sinjorenstad naar zijn toenmalige woonplaats Bergen op Zoom. ‘Streng’, zo typeert hij de opleiding. Maar hij doet er een hoop kennis op.
Hij verkast vervolgens naar Tilburg, het oude fabriekspand van Van Doorne en vervolgt zijn studie aan de academie in Den Bosch, samen met collega-studenten als Henk Visch en Jan de Bie. Hij krijgt er les van onder anderen Marius van Beek, David van de Kop en Frans Peeters. Desondanks: het valt hem tegen, veel heeft hij er niet geleerd. In 1970 - 1973 studeert hij er af en ploft vervolgens in een flink zwart gat: En wat nu?
De Beeldende Kunstenaars Regeling biedt uitkomst. Hij heeft er nogal wat objecten voor gemaakt; de regeling werkt als een stimulans. Veel in brons en steen en af en toe in gietijzer: toentertijd zijn favoriete materialen.
Organisch werk is het, waarin de natuur nooit ver weg is. Langzamerhand verovert Kikstra een plek in Tilburg; tovert er een deel van een oude school eigenhandig om tot een fijne werk- en woonplek. Hij behoort na enige tijd tot de stal van onder andere galerie Bastiaans in Boxmeer en Interart in Sint-Oedenrode, De Verbeelding in Baarle-Nassau en Galerie Hüsstege 's Hertogenbosch. Verkoopt via hen redelijk wat werk en schrijft regelmatig in op openbare prijsvragen voor kunst in de openbare ruimte. Dat levert niet heel veel op, hij plaatst wel beelden in onder andere Tilburg, Groesbeek en Blankenham.
Zijn beeldtaal is in de loop van de tijd niet heel veel veranderd. Ofschoon: het organische – lees: de natuur – is na verloop van tijd flink wat strakker geworden, meer gestileerd en opvallend vaak zijn de objecten redelijk tweedimensionaal, ogen dikwijls grafisch. En werkt hij voordien liefst in steen en brons, later komt daar roestvrijstaal voor in de plaats. Schetsen doet hij nog altijd, pen op papier. Modellen maakt hij zelden. Gelijk van de schets naar metaal; kwestie van ervaring en lef. Over inspiratiebronnen heeft hij het niet graag, vooral omdat er zovéél is wat hem boeit. Maar – vooruit dan – de natuur, de ruimtelijkheid daarin, de structuren die je daarin vindt. En ja, het water, het stromen, de beweging, het golven… Gevraagd naar kunstenaars die hij hoog heeft zitten, komt ie onmiddellijk op de proppen met Shinkichi Tajiri. Omdat hij zo fraai gestileerd werk maakte, zo zuiver. Zijn werk ‘De Knoop’ uit 1976 wordt door Kikstra geroemd omdat daarin de essentie de vorm bepaalt – niet meer en niet minder.
‘De perfectie van tijdelijke schoonheid’, is belangrijk voor Kikstra. Loopt ie bijvoorbeeld over het weidse strand van Ameland, ziet hij de ene dag een reeks scheren liggen op het zand en de volgende dag belandt ie in een heuse zandstorm; óók prachtig. En: allemaal heel tijdelijk. Daar kan hij dus intens van genieten. Wat de natuur met hem doet, dat proberen te vangen in zijn beelden: dat is waar hij voor leeft. En dan kan een gevonden object zomaar uitgroeien tot een van zijn gekende wandpanelen.
Als Hessel Kikstra een lijfspreuk zou hebben, dan zou dat ‘Panta rhei’ zijn; ‘Alles stroomt’, met dank aan Heraclitus. Want kijk en voel de roestvrijstalen objecten van vroeger, en kijk en voel de panelen van nu: op de een of andere manier zijn de structuren en is het ritme in dat werk altijd lopend, vloeiend, stromend. Net als in het leven, stroomt ook hier alles van het ene naar het andere moment. Soms meanderend, soms wat stokkend, inherent aan datzelfde leven. Maar uiteindelijk stroomt alles hoe dan ook weer verder: in hout, koper en al die andere materialen die Kikstra toepast om die levens voedende beweging vorm te geven.
Rob Schoonen
November 2024